Agaporniden, iedereen kent ze wel, deze sympathieke Afrikaanse dwergpapegaaitjes. In het Engels heten ze “Lovebirds”, in het Frans spreken ze van “Les Inséparables” en in het Nederlands heeft men het meestal over “Agaporniden” of in mindere mate over de “Onafscheidelijken”. De benaming Agaporniden is een afgeleide van hun wetenschappelijke naam “Agapornis“. Maar dat is niet altijd zo geweest. Vroeger werden de Agaporniden ingedeeld onder het genus Psittacus. Het was pas in 1836 dat Selby ze in een apart genus “Agapornis” plaatste. Agapornis werd afgeleid van het Grieks agapein, dat zoveel wil zeggen als liefkozen en ornis dat vogel betekent. Er zijn in totaal negen verschillende soorten Agaporniden: Agapornis pullarius, Agapornis canus, Agapornis taranta, Agapornis swindernianus, Agapornis roseicollis, Agapornis personatus, Agapornis fischeri, Agapornis nigrigenis en Agapornis lilianae. Met de ondersoorten erbij komen we aan vijftien soorten.
De negen nominaatvormen kunnen we opdelen in drie verschillende groepen. De eerste groep is de seksueel dimorfismische groep, simpel gezegd de groep waarbij er uiterlijke verschillen zijn tussen man en pop nl. Agapornis pullarius, Agapornis canus, Agapornis taranta. De tweede groep is de groep die we als overgangsvorm beschouwen daarin zitten Agapornis swindernianus en Agapornis roseicollis. Bij deze twee nominaatvormen is er geen uiterlijk verschil te zien tussen de twee geslachten. Van Agapornis swindernianus is er heel weinig geweten omdat deze dieren nooit uitgevoerd zijn en Agapornis roseicollis is de soort waarbij al het meeste mutaties zijn bij opgetreden. De juiste benaming van de kleurmutaties per soort vindt u in onze nomenclatuur. Hoe deze laatste tot stand kwam kan je lezen in het verslag over het gebruik van de kleurbenamingen. Zie hiervoor naar onze TT-website: www.BVAMastersd.com
Ten slotte hebben we nog de derde groep nl. de groep met de witte oogringen; Agapornis personatus, Agapornis fischeri, Agapornis nigrigenis en Agapornis lilianae. Ook wordt deze de Personatusgroep genaamd, maar ik heb het liever over de groep met de witte oogringen omdat, u raad het al, al de leden van deze categorie de typisch witte oogring hebben. Ook bij deze vier soorten is er geen uiterlijk verschil tussen man en pop. Waarschijnlijk zijn deze vier afkomstig van een gemeenschappelijke voorouder want kruisingen uit deze groep leveren vruchtbare bastaarden op.
Dat heeft als voordeel dat men mutaties van de ene naar de andere groep kan overbrengen, maar en de maar is hier terecht op zijn plaats, ondoordachte kruisingen leveren alleen maar waardeloze bastaarden op en zijn een gevaar voor de raszuiverheid van de soorten.
Het feit dat de meeste soorten vrij gemakkelijk tot kweken overgaan, sommige soorten relatief goedkoop zijn bij aanschaf, en ze qua voeding en huisvesting niet veel speciale eisen stellen, heeft er voor gezorgd dat ze heel populair zijn en er heel wat kwekers zich beginnen specialiseren zijn in deze vogels.
© Dirk Van den Abeele